Saturday, May 23, 2009

Logica.

Een vraag die me een tijdje heeft beziggehouden luidt:

Als de wet van de non-contradictie niet zou gelden, zou ze dan niet tegelijkertijd ook wel kunnen gelden? (En zo ja, zou ze dan als ze geldt niet tegelijkertijd ook niet kunnen gelden?...)

Het antwoord op deze vraag bleek voor de hand te liggen. Ze is namelijk de interrogatieve vorm van een gevolgtrekking met maar één premisse:

Premisse: De wet van de non-contradictie geldt niet.
Conclusie: De wet van de non-contradictie kan tegelijkertijd wel en niet gelden.

De axioma der logica (zoals de wet der non-contradictie zelf) zijn de enige logische gevolgtrekkingen met maar één premisse (in feite zijn ze zelfs niet logisch: ze definiëren namelijk eerst wat logisch is).

- De mens is een dier, dus de mens is een dier (wet der identiteit).
- De mens is geen dier, dus de mens is niet een dier (wet van het uitgesloten midden).
- De mens is een dier, dus de mens is niet geen dier (wet der non-contradictie).

Dit zijn eigenlijk drie verschillende vormen van hetzelfde principe. Mijn vraag luidt dus eigenlijk: Als dit principe niet zou gelden, zou het dan niet tegelijkertijd ook wel kunnen gelden?

Premisse: Het principe geldt niet.
Conclusie: Het principe kan tegelijkertijd wel en niet gelden.

In deze gevolgtrekking ontbreekt de tweede premisse (die haar tot een syllogisme maakt):

Premisse 1: Het principe geldt niet.
Premisse 2: Het principe geldt (dwz. de logica is van toepassing).
Conclusie: Het principe kan tegelijkertijd wel en niet gelden.

Dit is een ongeldige redenering, aangezien de twee premissen elkaar tegenspreken. Door elkaar tegen te spreken breken ze de wet van de non-contradictie. Hiermee plaatst de redenering zichzelf buiten de logica en kan dus niet uitmonden in een logische conclusie.

Saturday, May 09, 2009

Leve de Koningin!

In de Volkskrant van afgelopen Koninginnedag was dit de brief van de dag:

Majesteitsschennis
Door de geruchten over troonafstand laait de discussie over afschaffing van het verbod op majesteitsschennis weer op. Het bestaan van een dergelijk verbod bevestigt dat de monarchie een zeer abject instituut is. Niemand is verheven boven de ander. De gedachte dat iemand op grond van geboorte een beter mens zou zijn, past bij een uiterst obscure ideologie, maar niet bij een moderne samenleving. Degene die vandaag de dag nog met 'majesteit', dus 'verhevene' wenst te worden aangesproken, is bepaald niet goed bij de tijd. De enige verzachtende omstandigheid die deze wens wellicht kan rechtvaardigen, is dat je met zo veel kruipers en vleiers om je heen gek zou zijn als je een dergelijke wens niet zou koesteren. Maar voor mij blijft de dame die men hier 'koningin' noemt, gewoon een mevrouw. Iemand die zichzelf en de ander serieus neemt, spreekt de ander niet aan met 'majesteit'.

Als Nietzscheaan, dat wil zeggen aristocratisch radicalist, is het ressentiment in deze brief voelbaar voor mij. En als Nietzscheaan ben ik een enthousiast voorstander van de monarchie:

Wat is voornaam?
[...]
- welgevallen aan vorsten en priesters, omdat ze het geloof in een verscheidenheid aan menselijke waarden zelfs nog in de taxaties van het verleden tenminste symbolisch en over het geheel genomen zelfs feitelijk staande houden.
[Nietzsche, De wil tot macht, paragraaf 943.]

In andere woorden: vorsten en priesters houden het idee van de ongelijkwaardigheid der mensen staande. En vorsten doen dit op een nog veel voornamere manier dan priesters:

Er is alleen geboorte-adel, alleen bloed-adel. [...] Waar van "aristocraten van de geest" gesproken wordt, daar ontbreekt het meestal niet aan redenen, iets te verdonkeremanen [...]. Geest alleen namelijk adelt niet; veeleer is er eerst iets nodig, dat de geest adelt.---Wat is er daarvoor dan nodig? Bloed.
[ibid., paragraaf 942.]

(Het woord dat ik hierboven beide keren als "bloed" vertaald heb is niet Blut maar Geblüt, hetgeen ook "afstamming" betekent. Het betekent dus slechts "bloed" in de semi-letterlijke zin.)